Wat is agnosie?

Bij agnosie kun je nog steeds dingen zien, horen, proeven, ruiken en voelen. Je kunt deze dingen alleen niet meer herkennen of plaatsen.

Zo kun je moeite hebben met het herkennen van voorwerpen, vormen, kleuren, gezichten, teksten en muziek. De tv in je woonkamer is in jouw ogen bijvoorbeeld maar een groot zwart ding. Of je weet niet meer waar je een vork voor gebruikt.

Visuele agnosie komt het meest voor. Je hebt dan problemen met het herkennen van wat je ziet. Deze 2 vormen van visuele agnosie komen het vaakst voor:

Apperceptieve agnosie

Bij apperceptieve agnosie kun je voorwerpen en vormen niet meer herkennen. Zo kun je bijvoorbeeld niet meer het verschil zien tussen een driehoek en een cirkel. Soms lukt het ook niet meer om iets simpels na te tekenen, zoals een bloem of een huis.

Associatieve agnosie

Bij associatieve agnosie herken je dingen wel, maar het lukt je niet om ze uit je hoofd te tekenen. Vaak weet je ook wel hoe voorwerpen heten, maar je weet niet meer waar ze voor gemaakt zijn. Als je bijvoorbeeld een sleutel ziet, dan heb je geen idee wat je ermee kan doen.

Kenmerken agnosie

Elke vorm van agnosie heeft weer andere kenmerken. Meestal heb je alleen problemen met het herkennen van de dingen die je hoort, ziet, ruikt, proeft óf voelt. Als je bijvoorbeeld moeite hebt met het herkennen van wat je hoort, dan heb je vaak geen moeite met het herkennen van wat je ziet.

Als je agnosie hebt, dan heb je meestal last van één van deze kenmerken. Je kunt tijdelijk last hebben van deze klachten. Maar het kan ook zijn dat ze nooit meer weggaan.

  • je herkent bekende voorwerpen niet meer of weet niet waar ze voor gebruikt worden
  • je herkent bekende geuren niet meer of kunt ze niet plaatsen
  • je herkent bekende geluiden niet meer of weet niet waar ze bij horen
  • je herkent bekende gezichten niet meer
  • je denkt dat bepaalde delen van je eigen lichaam van iemand anders zijn
  • je herkent bekende voorwerpen niet meer of weet niet waar ze voor gebruikt worden
  • je herkent bekende geuren niet meer of kunt ze niet plaatsen
  • je herkent bekende geluiden niet meer of weet niet waar ze bij horen
  • je herkent bekende gezichten niet meer
  • je denkt dat bepaalde delen van je eigen lichaam van iemand anders zijn

Impact van agnosie

Als je hersenen ernstig beschadigd zijn, dan bestaat de kans dat je voor de rest van je leven last hebt van agnosie.

Agnosie heeft meestal een grote impact op je dagelijks leven. Je kunt op verschillende manieren iets merken van de gevolgen van agnosie.

  • Iets begrijpen

    Door agnosie kun je veel dingen die je hoort, ziet, voelt, proeft of ruikt niet goed herkennen of plaatsen. Dat maakt het vaak lastig om dingen goed te begrijpen.

  • Jezelf verplaatsen

    Agnosie kan ook veel invloed hebben op je mogelijkheden om je te verplaatsen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat je niet meer weet wat bepaalde verkeersborden betekenen.

    Vaak reageer je ook trager op je omgeving. Daardoor kun je in het verkeer in gevaarlijke situaties terecht komen. Soms mag je dan ook niet meer autorijden.

  • Jezelf verzorgen

    Als je agnosie hebt, dan kan jezelf verzorgen lastiger zijn. Zo kan het zijn dat je niet meer weet waar een tandenborstel voor is. Of dat je soep met een vork eet in plaats van een lepel. Soms heb je daardoor hulp van een ander nodig.

  • Omgaan met anderen

    Agnosie kan ervoor zorgen dat je je naasten niet meer herkent. Dat is pijnlijk voor jou en anderen. Hierdoor ga je mensen soms liever uit de weg. Ook kun je moeite hebben met het volgen van gesprekken en je onbegrepen voelen door anderen.

  • Dagelijkse activiteiten

    Eten, werken, studeren, hobby’s: met agnosie wordt alles in je leven een stuk lastiger. Als je bepaalde dingen of mensen niet meer herkent, dan leidt dat tot allerlei praktische problemen.

    Als de agnosie blijft, zit er maar één ding op: ermee leren leven. Dat betekent dat je de dagelijkse dingen anders moet aanpakken.

  • Meedoen aan de wereld

    Omdat je sommige dingen niet begrijpt, kun je de wereld als een vreemde plek gaan ervaren. Ook kun je misschien minder dingen in je eentje doen. Dit kan je boos, verdrietig of eenzaam maken.

Door agnosie kun je veel dingen die je hoort, ziet, voelt, proeft of ruikt niet goed herkennen of plaatsen. Dat maakt het vaak lastig om dingen goed te begrijpen.

Agnosie kan ook veel invloed hebben op je mogelijkheden om je te verplaatsen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat je niet meer weet wat bepaalde verkeersborden betekenen.

Vaak reageer je ook trager op je omgeving. Daardoor kun je in het verkeer in gevaarlijke situaties terecht komen. Soms mag je dan ook niet meer autorijden.

Als je agnosie hebt, dan kan jezelf verzorgen lastiger zijn. Zo kan het zijn dat je niet meer weet waar een tandenborstel voor is. Of dat je soep met een vork eet in plaats van een lepel. Soms heb je daardoor hulp van een ander nodig.

Agnosie kan ervoor zorgen dat je je naasten niet meer herkent. Dat is pijnlijk voor jou en anderen. Hierdoor ga je mensen soms liever uit de weg. Ook kun je moeite hebben met het volgen van gesprekken en je onbegrepen voelen door anderen.

Eten, werken, studeren, hobby’s: met agnosie wordt alles in je leven een stuk lastiger. Als je bepaalde dingen of mensen niet meer herkent, dan leidt dat tot allerlei praktische problemen.

Als de agnosie blijft, zit er maar één ding op: ermee leren leven. Dat betekent dat je de dagelijkse dingen anders moet aanpakken.

Omdat je sommige dingen niet begrijpt, kun je de wereld als een vreemde plek gaan ervaren. Ook kun je misschien minder dingen in je eentje doen. Dit kan je boos, verdrietig of eenzaam maken.

Oorzaak in de hersenen

Agnosie wordt veroorzaakt door schade aan je hersenen. Deze schade kan ontstaan door een bepaalde aandoening of door een ongeval.

Alles wat je ziet, hoort, ruikt, proeft en voelt, gaat als een prikkel naar een bepaald deel van je hersenen. Je hersenen geven deze prikkel een plekje. Op deze manier vertellen je hersenen je de hele dag door wat iets is.

Als je agnosie hebt, dan is een bepaald deel van je hersenen beschadigd. Je hersenen raken daardoor in de war: ze weten niet meer waar ze een bepaalde prikkel moeten plaatsen. Hierdoor kun je allerlei geluiden, gezichten of simpele voorwerpen niet meer herkennen.

Aandoeningen die leiden tot agnosie

Agnosie kan door verschillende hersenaandoeningen ontstaan. Een paar voorbeelden zijn:

Behandelen van agnosie

Er is geen behandeling voor agnosie zelf, maar soms wel voor de aandoening of situatie die de schade aan je hersenen heeft veroorzaakt.

Of de behandeling goed werkt, hangt ook af van je leeftijd, de ernst en de plaats van de hersenschade. Hoe minder hersenschade, hoe groter de kans dat de agnosie weggaat. 

Soms kun je niet genezen van de aandoening die de agnosie veroorzaakt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij dementie. Je houdt er dan voor de rest van je leven last van. Als dat zo is, dan kunnen artsen je leren om er beter mee te leven.

Zo kan een team van speciale artsen je helpen met cognitieve revalidatie. Daarbij leer je bepaalde trucjes waarmee je bijvoorbeeld voorwerpen, geluiden of de gezichten van je naasten weer kunt herkennen.

Tips voor mensen met agnosie

Dit zijn een paar tips die je in verschillende situaties kunt gebruiken:

  • Praat met je naasten: leg je naasten uit wat agnosie is. Hoe beter ze het begrijpen, hoe beter ze je kunnen helpen.
  • Makkelijker mensen herkennen: als je het lastig vindt om gezichten te herkennen, dan kun je een naaste vragen om de naam te zeggen van iedereen die aanwezig is. Het horen van iemands stem kan het ook makkelijker maken om diegene te herkennen.
  • Gebruik stickers: stickers in verschillende kleuren kunnen je helpen om dingen uit elkaar te houden. Schrijf er dan ook de naam van de kleur op dan kun je aan het woord de kleur herkennen.
  • Neem genoeg tijd: Het is vervelend om onder tijdsdruk iets te doen. Zeker als het niet meer zo vanzelf gaat. Neem daarom voldoende tijd om de dingen te doen op de manier die voor jou werkt.

Tips voor naasten van mensen met agnosie

  • Bedenk dat het geen onwil is als er eens iets mis gaat.
  • Probeer ook altijd op een andere manier dan met ‘kijken’ om informatie aan te bieden. Laat iemand eens iets voelen of vasthouden, of ruiken, of horen.
  • Plan samen voldoende tijd voor dingen, zodat er genoeg tijd is om de dingen te doen op de manier die werkt.
  • Leg het ook uit aan mensen in omgeving, zodat er minder irritatie kan ontstaan.

De Hersenstichting heeft bij het opstellen van deze tekst dankbaar gebruik gemaakt van adviezen van:

  • dr. Tanja Nijboer, neuropsycholoog, Universiteit Utrecht en Kenniscentrum Revalidatiegeneeskunde Utrecht