Een diverse en inclusieve werkvloer
01 oktober, 2024
Vrijdag 01 oktober 2021
Samen met mijn partner neem ik plaats bij de neuroloog. Daar zaten ze dan, met twee man sterk. In mijn hoofd heb ik de ‘burn-outklachten’ al helemaal uitgegumd. Aan alles voelde ik dat dit nog wel eens een slechtnieuwsgesprek kon gaan worden. En jawel hoor, meteen bij de eerste zin was het raak: “Mevrouw Kessels, u heeft naar alle waarschijnlijkheid een goedaardige hersentumor. Dat zien we door….” De rest van het gesprek ging compleet aan mij voorbij. Ik keek uit het raam en het eerste wat in me opkwam: ‘en mijn kinderen dan?’ De tranen namen de vrije loop en vloeiden rijkelijk over mijn wangen.
We moesten even in de wachtkamer wachten: ik leg mijn hoofd op de schoot van mijn partner Tonny en het eerste dat ik aan hem vraag is hoe hij het allemaal gaat regelen. “Zorg je goed voor de kinderen?” “Zeg je ze dat mama van ze houdt?”
Tonny reageert heel nuchter en zijn eerste woorden zorgden toch weer voor een sprankje hoop. “Ja Anouk, maar dat is écht niet nodig. Het komt goed!”
Gelukkig was daar weer mijn vechtersmentaliteit en dat stemmetje dat zegt: ‘We gaan ervoor knokken, keihard!’
Na deze te heftige dag, stappen we in de auto en rijden we naar mijn ouders. Op de terugweg bellen we mijn broer en schoonzus op om te vragen of ze ook even naar mijn ouders kunnen komen. En toen kwam alweer de volgende vraag in mij naar boven: hoe ga ik dit in hemelsnaam aan mijn ouders vertellen? Wat zullen ze verdrietig zijn…
En jawel hoor, verdrietig werd het die middag. Familie en vrienden werden ingeseind en het dorp Ell stond op z’n kop!
Het zinnetje ‘Anouk, het is goedaardig, dus ze kunnen er iets aan doen en tegenwoordig is de technologie al zo ver’, komen de dagen erna veel voor in de gesprekken met familie en vrienden.
Het enige waar ik aan kan denken is die prangende vraag die maar steeds in mij opkomt: hoe gaan mijn kinderen opgroeien? Ik zit midden in de ergste nachtmerrie waarin ik ook nog een onbedoelde hoofdrol speel: waarom ik? Ik zoek steun door tóch eens hulp te vragen aan mijn opa’s daarboven in de hemel. Bijgeloof wordt geloof en de kaarsjes worden overal voor me gebrand.
Fysiek ga ik verder achteruit. Lopen wordt lastiger en de kracht gaat snel uit mijn rechterarm en rechterbeen. Mijn wijsvinger naar mijn neus brengen lukt gewoon niet meer. Het zicht aan de rechterkant wordt beperkt en wat er overblijft is tunnelzicht.
Daar gaan we weer. Dit keer moet ik op controle bij de neuroloog. De neuroloog concludeert dat ik hard achteruit ben gegaan en ze besluit me direct op te laten nemen in het ziekenhuis. Hoe gek het ook klinkt, maar het gaf me wel een soort van rust. Ik word geholpen. Diezelfde dag nog wordt een prednisonkuur (in de volksmond: ‘paardenmiddel’) via het infuus ingebracht.
Tóch was er ook nog wel iets positiefs te melden. Doordat de klachten zo snel toenemen, wordt de diagnose hersentumor wat onwaarschijnlijker. Maar, niet getreurd, ik krijg wel meteen daaropvolgend een mogelijk nieuw diagnose ‘cadeau’: MS is nu een diagnose waar ik serieus rekening mee moet gaan houden. Vreemd eigenlijk, dat je dan zelfs ‘blij’ kan worden van de diagnose MS… Ik kende immers iemand met MS die op het oog écht wel een ‘normaal’ leven leidt.
Onzekerheid wordt nu even het sleutelwoord in mijn ‘nieuwe’ leven. En voor iemand die altijd alle ballen in de lucht wilt houden, kan ik verklappen: dat is onvoorstelbaar…
Anouk heeft niet-aangeboren hersenletsel, waarbij het krijgen van de juiste diagnose al een rollercoaster op zich was. Door haar verhaal te delen wil ze graag bijdragen aan de Hersenstichting of misschien wel iemand zijn of haar leven…