Bij deze techniek worden met behulp van sterke magneetvelden en radiogolven afbeeldingen van het lichaam gemaakt. De patiënt komt in een magneetveld te liggen, waarna radiogolven op het te onderzoeken lichaamsdeel worden gericht. De radiogolven worden vervolgens door het lichaam weerkaatst (resonantie).

De verschillende soorten lichaamscellen weerkaatsen de radiogolven elk op een eigen manier, waardoor een patroon aan signalen ontstaat. Een computer zet die om in afbeeldingen. Bij een ziekte in de hersenen ontstaat vaak een duidelijk afwijkend patroon, omdat op de aangedane plek water wordt vastgehouden. Op een MRI-scan geeft dat een sterk contrast met het gezonde hersenweefsel eromheen.

Het grote voordeel van MRI is dat, in vergelijking met CT, de verschillende weefsels beter van elkaar onderscheiden kunnen worden. Met MRI zijn verder veel kleinere afwijkingen in de anatomie zichtbaar te maken; het wordt dan ook toegepast bij bijvoorbeeld nauwkeurig anatomisch onderzoek van tumoren, infarcten en kleine letsels, zoals die ontstaan bij multiple sclerose. Een pas ontstane bloeding is echter beter met CT te zien.

Het apparaat

Tijdens het maken van een MRI-scan komt de patiënt in een lange tunnel te liggen. Net als bij CT moet de patiënt zo stil mogelijk blijven liggen. Vanwege de sterke magneetvelden is het gebruik van MRI af te raden bij patiënten die metalen onderdelen in het lichaam (kunstgewricht, pacemaker) hebben. Gewone vullingen in tanden en kiezen zijn geen probleem. Om een zo goed mogelijke afbeelding te krijgen, wordt soms een contrastvloeistof gebruikt.

animado
De afbeelding toont een mri-scan van de hersenen (dwarsdoorsnede).

Gerelateerde onderwerpen