Na een maand lang op de medium care werd mijn moeder overgeplaatst naar een verpleeghuis. Haar situatie was stabiel, maar ze was nog steeds niet ‘bij’. Om die reden was er nog wel intensieve zorg nodig, dus was het verpleeghuis het vervolg. Soms leken er contactmomentjes te zijn, ondanks dat mijn moeder nog steeds in coma lag. Dan opende ze even haar ogen en leek het erop dat ze glimlachte. De verpleging legde uit dat dit niet écht lachen was, maar spiersamentrekkingen van haar mond. Dit bleek plaats te vinden in haar onderbewustzijn – ze weet hier dan ook niets meer over na te vertellen. Bijzonder, maar ook vreemd en verdrietig. Elke keer ‘hoopte’ je: ‘Oh, ze is terug!’.

Omdat mijn moeder niet zelf uit coma ontwaakte, na drie maanden tijd, werd er een gedragsneuroloog ingeschakeld. Deze persoon heeft de situatie van mijn moeder beoordeeld en een medicijn voorgeschreven om haar te helpen uit coma te kunnen komen. De dosering werd opgeschaald in de loop van tijd. De eerste persoon waar mijn moeders’ ogen op viel toen ze een beetje bij bewustzijn kwam was mijn tante, die toen op bezoek was. Ze kon niks. Alleen rondkijken.

Het begin van een lang revalidatieproces

Ik ben er naartoe gegaan en ik was onwijs blij haar weer te zien. Tegelijkertijd was het confronterend. Ik besefte dat alles nooit meer zou worden zoals hoe het vroeger was. Wij – niet alleen mijn moeder, want je doet het samen – stonden aan het begin van een lang revalidatieproces. Er werd meteen fysio- en ergotherapie ingepland en logopedie ingezet. Bij de ergotherapie leer je alledaagse dingen weer opnieuw. Zoals tandenpoetsen, in een stoel zitten, eten en ook drinken. Want dat kon ze allemaal niet meer zelf. Zo werkte bijvoorbeeld haar slikreflex niet meer goed en door de halfzijdige verlamming die ze heeft, werd dat ook een grotere uitdaging. Om haar mond vochtig te houden, kreeg mijn moeder een stokje met een sponsje erop, waarmee ze zelfstandig het water uit het sponsje kon zuigen. Dankzij deze behandeling zou ze uiteindelijk geen droge mond meer hebben, en weer kunnen slikken.

Als ik naar mijn moeder toeging in die tijd, zat ik bij haar aan bed. Vaak als ze van de afdeling af mocht, gingen we in het restaurant zitten. Met de rolstoel gingen we dan samen naar beneden. In het winkeltje van het verpleeghuis namen we dan vaak ook even een kijkje.

Het was voor mij soms heel moeilijk om naar haar toe te gaan in deze periode. Mijn moeder was een jonge vrouw van 48 jaar, en ik vond het lastig om haar daar te zien, op zo’n afdeling. Mijn moeder hoort hier helemaal niet, dacht ik dan.

Soms besloot ik eerder weg te gaan van school. De belangrijkste reden daarvoor was dat de aanwezigheid van mijn moeder mij een vertrouwd gevoel gaf, in deze juist nog steeds zo onzekere tijd voor mij en mijn familie. Dus aan de andere kant vond ik het ook heel fijn om bij haar te zijn.


De moeder van Esther kreeg in 2013 op vakantie een hersenbloeding. Esther wil met haar blogs iets betekenen voor kinderen die een ouder hebben met NAH. Ze wil het onderwerp bespreekbaar maken, want ook voor deze kinderen is het heel moeilijk.

Lees hier de vorige blog van Esther