Ruim een jaar na mijn laatste infarcten probeer ik op een rij te krijgen wat voor effect dat heeft gehad op het thuisfront. Mijn eigen herinneringen zijn vaag, diffuus. Om begrijpelijke redenen. De mensen om mij heen, die beleven het zoals het is. Zij hebben niet de bijna surrealistische ervaringen, hebben geen laagje stof waar ze doorheen moeten kijken, maar worden met hun neus op de harde feiten gedrukt. Zeker die eerste dagen.

Voor mijn vriendin moet het een hel zijn geweest. Zij woont op grote afstand en de omstandigheden zijn er niet naar dat ze meteen naar me toe kon komen. Zij was de eerste die ik belde en met een onvoorstelbare kalmte praatte zij me door die eerste minuten heen. Zij hoorde aan mijn stem en mijn spraak dat het serieus foute boel was. Ze zat nota bene in de tram, op weg naar haar huis. Machteloosheid en angst dat zijn, denk ik, de trefwoorden. Het vreemde is, vertelde ze me later, dat er op zo’n moment een rationele kalmte over je heen komt en je vanzelf de juiste dingen doet. Je rationaliteit wint het van de angst die door je lijf dendert, je moet kalm blijven. Terwijl je de gedachte aan wat er allemaal mis kan gaan volledig verdringt.

Wat gebeurt er met jou als partner, als je zo op afstand staat? Als je niets kunt doen, behalve afwachten? Ik zou gek worden. Beslissingen worden zonder jouw inbreng genomen, je hoort het aan, neemt het in je op, je wacht af. En daar kun je het mee doen. Ik weet niet of er bij mij ooit sprake was van levensgevaar. Ik denk het niet en heb het eigenlijk nooit nagevraagd. Wat ik wel weet is dat de mensen om mij heen het wel zo ervaren hebben. Terwijl ik op de spoedeisende hulp opgenomen werd, oerkreten uitsloeg, mezelf bevuilde, af en toe om me heen sloeg, stonden de mensen die dicht bij me staan, op afstand als toeschouwer. Te kijken en af te wachten.

De dinsdagochtend, de dag na mijn opname, is het mijn vriendin die als eerste op bezoek komt. Zij is op de hoogte gehouden van mijn toestand, maar heeft geen flauw idee wat ze kan verwachten. Ik lig in mijn bed, uitgedroogd gezicht, onderuit gezakt. Ik kan niet zitten, niet praten, mezelf niet uitdrukken. Ik heb een luier aan. Ik heb een gruwelijke nacht achter de rug. Emoties vliegen uit de bocht, ik huil ongecontroleerd. Niet in staat om te communiceren, maar ze begrijpt me precies. Zij voelt de behoefte om mij gerust te stellen en positief te zijn.

Ik herinner me dat eerste bezoek anders. Rationeel weet ik dat het niet kan. Maar ik praat volop, vertel wat er gebeurd is. Ik ben vrolijk. Beweeg. Beschermt je geheugen je? Is je geheugen selectief? Slaat het alleen gevoel op? Is het gevoel van geluk en blijdschap dat je elkaar ziet, bepalend voor wat er blijft hangen? Ik weet het niet. Ik blijf me wel verbazen over het grote gat tussen wat mijn geheugen opslaat en de realiteit.