De Hersenstichting draagt met € 288.148 bij aan onderzoek van het Amsterdam UMC. Het onderzoek staat onder leiding van Hilgo Bruining. De onderzoekers willen kinderen met een ontwikkelingsstoornis helpen bij het omgaan met prikkels. De meeste van deze kinderen hebben hier moeite mee. De manier waarop kan erg verschillen.

Als alles je soms te veel wordt

Voor kinderen met een ontwikkelingsstoornis kan het leven op vroege leeftijd al erg uitdagend zijn. De wereld lijkt op een andere manier te werken dan jij. Als je een autismespectrumstoornis (ASS), ADHD of epilepsie hebt, loop je daar in het dagelijks leven vaak tegenaan.

Kinderen met zulke stoornissen hebben één ding gemeen: ze hebben vaak moeite met het verwerken van en omgaan met prikkels. De dingen die ze horen, zien of voelen zijn dan te veel om goed te kunnen verwerken. Bijvoorbeeld geluiden in de klas, of drukke plek zoals een winkelcentrum of verjaardag.

Soms is dat zo erg dat ze niet naar school kunnen. Ook het spelen met andere kinderen of meedoen tijdens het sporten lukt dan niet. Kinderen komen steeds meer alleen te staan en zijn steeds minder in contact met andere kinderen. Dat maakt hun leven en het omgaan met de ontwikkelingsstoornis nog moeilijker.

Plaspil als hulp bij prikkels

Kinderen die moeite met prikkels hebben krijgen nu vaak Ritalin, of medicijnen die bedoeld zijn tegen een psychose. Het nadeel van deze medicijnen is dat ze heftige bijwerkingen hebben. Zoals overgewicht, somberheid of problemen met eten en slapen.

Ook is niet helemaal duidelijk hoe deze medicijnen helpen bij het omgaan met prikkels, of juist niet. Het is alsof je met een geweer met hagel schiet: je raakt je doel, maar ook een heleboel dingen die je eigenlijk niet wilt raken.

“Prikkelverwerking is de ingang tot betere en veilige behandeling van ontwikkelingsstoornissen. Met dit onderzoek openen we nieuwe wegen om de mentale veerkracht van deze kinderen te ondersteunen.”

Hilgo Bruining, onderzoeker

De onderzoekers willen weten of een ander geneesmiddel (bumetanide) beter werkt. Bumetanide wordt al gebruikt als plaspil. Het helpt om vocht af te voeren, als je bijvoorbeeld door een probleem met je hart of je nieren niet goed kunt plassen. Na eerder onderzoek lijkt het erop dat bumetanide misschien ook helpt om de hersenen beter met prikkels te laten omgaan.

Dit onderzoek is uniek omdat echt het kijkt naar het verwerken van prikkels en niet alleen naar de ontwikkelingsstoornis. Op die manier kunnen kinderen met verschillende soorten aandoeningen geholpen worden.

Waarom steunt de Hersenstichting dit onderzoek?

Als bumetanide helpt om beter met prikkels om te gaan, maakt dat het leven van kinderen met een ontwikkelingsstoornis prettiger. Ze kunnen makkelijker meedoen op school en meer in contact blijven met anderen.

Dit onderzoek draagt bij aan de doelstelling van de Hersenstichting: minder sterfte en ziektelast door hersenaandoeningen. Daarom steunt de Hersenstichting het project met € 288.148.

Meer over het onderzoek

Het onderzoek is inmiddels afgerond.

Hoe hebben ze dit aangepakt?

Aan het onderzoek deed een groep kinderen mee tussen de 2 en 15 jaar, die last hadden van te veel prikkels. Welke ontwikkelingsstoornis ze precies hadden, maakte voor de selectie niet uit. De kinderen werden in twee groepen verdeeld:

Groep 1 kreeg de plaspil met bumetanide.

Groep 2 kreeg een neppil zonder werkzame stof.

Daarna werden er verschillende vragenlijsten afgenomen, onder andere om prikkelbaar gedrag te meten.

Welke resultaten zijn bereikt en wat betekent dit?

Uit het onderzoek blijkt dat de plaspil meer effect heeft op prikkelbaar gedrag dan een neppil. Ook blijkt dat de pil geen invloed heeft op ander gedrag. Kinderen hebben dus minder last van prikkels, maar worden er bijvoorbeeld niet somber of angstig van.

Er waren tijdens het onderzoek weinig bijwerkingen. Wel moesten sommige kinderen vaker plassen, maar dat was niet gevaarlijk.

Na dit onderzoek is het nog niet zeker dat de plaspil helpt bij alle kinderen met ASS, ADHD of epilepsie. Daarvoor zijn er nog te weinig kinderen onderzocht.

Wat is de volgende stap?

Er is meer onderzoek nodig om beter te weten welke kinderen het meeste aan deze behandeling hebben. Daarvoor wordt in 2021 een vervolgonderzoek gestart, waarbij er onder andere hersenfilmpjes gemaakt worden. Zo willen de onderzoekers beter begrijpen wat er precies in de hersenen gebeurt en welke. Daarnaast willen ze onderzoeken welke kinderen veel aan deze behandeling hebben en welke kinderen niet.