Wat is apraxie?

Koken, douchen, aankleden. Als je apraxie hebt, dan kun je gewone dagelijkse taken (handelingen) niet meer goed doen. Dit komt doordat je niet meer precies weet hoe je dit moet aanpakken. Het lukt bij apraxie niet om bewegingen te maken met een duidelijk doel, ook al doen je spieren, zintuigen het wel goed. Ook is het probleem bij apraxie niet dat je verlamd bent, of niet begrijpt wat je moet doen.  

Toch lukt het je niet om de taak uit te voeren. Soms kun je de actie wel doen als iemand het voordoet. Dan kun je het meteen nadoen. Maar als er te veel tijd tussen het voordoen en het nadoen zit, lukt het niet meer. Soms lukt meteen nadoen ook niet goed. Bijvoorbeeld als er veel verschillende acties moeten worden uitgevoerd, zoals bij koffie zetten. Of details gaan mis, zoals boter op het brood smeren met het mes verkeerd om. Soms lukken bepaalde handelingen wel als je er juist niet over hoeft na te denken. Zoals een reflex (een automatische beweging). Een voorbeeld van een reflex is aan je oor krabben als je jeuk hebt. Dat gaat goed bij apraxie, maar je oor in opdracht aanraken kan heel moeilijk zijn.  

Er bestaan 2 vormen van apraxie: ideatoire apraxie en ideomotore apraxie. 

Ideatoire apraxie

Bij ideatoire apraxie weet je niet meer in welke volgorde je iets moet doen. Daardoor doe je dingen in de verkeerde of omgekeerde volgorde. Je trekt bijvoorbeeld je trui aan over je jas. Of je vergeet delen van een taak. Je zet bijvoorbeeld de waterkoker aan en vergeet er water in te doen. 

Ideomotore apraxie

Bij ideomotore apraxie weet je waar een bepaald voorwerp voor bedoeld is, maar weet je niet meer welke bewegingen je erbij moet maken. Als je bijvoorbeeld je veters wilt strikken, dan weet je niet meer hoe je met je vingers een lus maakt. En als je je haar kamt, dan doe je dat met de achterkant van de borstel. 

Kenmerken van apraxie

Er zijn verschillende manieren waarop je apraxie kunt herkennen. De kenmerken zijn voor iedereen anders. 

Als je apraxie hebt, dan heb je meestal last van een paar van deze kenmerken: 

  • je kunt niet of moeilijk uit jezelf met een handeling of activiteit beginnen
  • je doet dingen in een verkeerde of omgekeerde volgorde, zoals sokken over je schoenen aantrekken
  • je vergeet delen van een handeling, zoals je schoenen aantrekken zonder de veters te strikken of je hele boterham aanprikken met je vork terwijl je hem nog niet gesneden hebt
  • je herhaalt een handeling terwijl dit niet nodig is, zoals minutenlang je voeten vegen
  • je gebruikt voorwerpen op een verkeerde of onhandige manier, zoals je boterham smeren met een lepel
  • je hebt moeite met het nadoen van lastige bewegingen met je handen, zoals wijzen met beide handen op hetzelfde moment
  • je kunt bepaalde dingen alleen doen als iemand ze voordoet of als je er niet over nadenkt, zoals aan je oor krabben omdat je jeuk hebt
  • je hebt problemen met fijne motoriek (kleine en precieze bewegingen maken), waardoor iets als knoopjes dichtmaken lastig gaat
  • uiteindelijk kun je handelingen of taken gaan vermijden, omdat het moeilijk is om het zelf goed uit te voeren
  • je kunt niet of moeilijk uit jezelf met een handeling of activiteit beginnen
  • je doet dingen in een verkeerde of omgekeerde volgorde, zoals sokken over je schoenen aantrekken
  • je vergeet delen van een handeling, zoals je schoenen aantrekken zonder de veters te strikken of je hele boterham aanprikken met je vork terwijl je hem nog niet gesneden hebt
  • je herhaalt een handeling terwijl dit niet nodig is, zoals minutenlang je voeten vegen
  • je gebruikt voorwerpen op een verkeerde of onhandige manier, zoals je boterham smeren met een lepel
  • je hebt moeite met het nadoen van lastige bewegingen met je handen, zoals wijzen met beide handen op hetzelfde moment
  • je kunt bepaalde dingen alleen doen als iemand ze voordoet of als je er niet over nadenkt, zoals aan je oor krabben omdat je jeuk hebt
  • je hebt problemen met fijne motoriek (kleine en precieze bewegingen maken), waardoor iets als knoopjes dichtmaken lastig gaat
  • uiteindelijk kun je handelingen of taken gaan vermijden, omdat het moeilijk is om het zelf goed uit te voeren

Gevolgen van apraxie

Hoe ernstiger de apraxie, hoe moeilijker het is om dagelijkse activiteiten zelf te blijven te doen. Je kunt dan veel dingen alleen doen met hulp van anderen. Dit kan heel vervelend zijn. Door te oefenen met een ergotherapeut kan het zijn dat je bepaalde simpele taken weer kan doen. Maar meestal blijf je hulp van anderen nodig hebben. Er zijn verschillende manieren waarop apraxie invloed kan hebben op je leven: 

  • Thuis

    het kan lastiger zijn om voor jezelf te zorgen. Vaak heb je hier dan ook hulp bij nodig. Bijvoorbeeld bij wassen, scheren, aankleden, de hond uitlaten of eten (maken). Bij veel acties heb je meer hulp van anderen nodig.

  • Werk en school

    Je kunt problemen hebben met denken of begrijpen. Dit maakt werken of studeren lastiger, bijvoorbeeld doordat je dingen vaak niet alleen kunt doen of niet goed meer weet hoe iets moet. Als een collega je vraagt om iets te doen, dan begrijp je dit vaak heel goed. Het lukt alleen niet meer om het uit te voeren. Je weet bijvoorbeeld dat je een pakket moet versturen voor werk, maar het lukt je misschien niet goed om deze taak zelf uit te voeren. Dat is erg lastig.

  • Vrije tijd

    In je vrije tijd kan je veel last hebben van apraxie. Je wilt bijvoorbeeld muziek luisteren en weet dat hiervoor de radio aan moet, maar het lukt je niet meer om de radio aan te zetten. Het is mogelijk dat je niet meer mag deelnemen aan het verkeer. Door apraxie kun je namelijk gevaarlijke situaties veroorzaken. Zo kan het zijn dat je niet meer weet in welke volgorde je bijvoorbeeld moet schakelen in een auto. 

  • Sociale contacten

    Er is een speciale vorm van apraxie waarbij je moeite kunt hebben met praten. Dit heet spraakapraxie. Door de spraakapraxie kun je moeite hebben om de goede klanken en bewegingen te maken met je mond en tong. Hierdoor ben je veel bezig met het zoeken naar de juiste klanken en wordt praten met anderen lastiger. Ook kan je je onzeker, somber en eenzaam gaan voelen. Dit kan betekenen dat je minder contact zoekt met anderen, ook al wil je dit misschien wel graag.

het kan lastiger zijn om voor jezelf te zorgen. Vaak heb je hier dan ook hulp bij nodig. Bijvoorbeeld bij wassen, scheren, aankleden, de hond uitlaten of eten (maken). Bij veel acties heb je meer hulp van anderen nodig.

Je kunt problemen hebben met denken of begrijpen. Dit maakt werken of studeren lastiger, bijvoorbeeld doordat je dingen vaak niet alleen kunt doen of niet goed meer weet hoe iets moet. Als een collega je vraagt om iets te doen, dan begrijp je dit vaak heel goed. Het lukt alleen niet meer om het uit te voeren. Je weet bijvoorbeeld dat je een pakket moet versturen voor werk, maar het lukt je misschien niet goed om deze taak zelf uit te voeren. Dat is erg lastig.

In je vrije tijd kan je veel last hebben van apraxie. Je wilt bijvoorbeeld muziek luisteren en weet dat hiervoor de radio aan moet, maar het lukt je niet meer om de radio aan te zetten. Het is mogelijk dat je niet meer mag deelnemen aan het verkeer. Door apraxie kun je namelijk gevaarlijke situaties veroorzaken. Zo kan het zijn dat je niet meer weet in welke volgorde je bijvoorbeeld moet schakelen in een auto. 

Er is een speciale vorm van apraxie waarbij je moeite kunt hebben met praten. Dit heet spraakapraxie. Door de spraakapraxie kun je moeite hebben om de goede klanken en bewegingen te maken met je mond en tong. Hierdoor ben je veel bezig met het zoeken naar de juiste klanken en wordt praten met anderen lastiger. Ook kan je je onzeker, somber en eenzaam gaan voelen. Dit kan betekenen dat je minder contact zoekt met anderen, ook al wil je dit misschien wel graag.

Oorzaak in de hersenen

Apraxie wordt meestal veroorzaakt door een beschadiging van je hersenen. Meestal zit de schade bij apraxie in de pariëtaalkwab, ook wel de wandbeenkwab genoemd. Hersenschade kan ontstaan door een bepaalde hersenaandoening, zoals een beroerte of dementie, of door een ongeluk. Maar je kunt ook met apraxie worden geboren (oculomotore apraxie). De kenmerken worden dan duidelijk als je ouder wordt. Artsen weten nog niet wat de oorzaak hiervan is. 

Aandoeningen die leiden tot apraxie

Verschillende hersenaandoeningen kunnen leiden tot apraxie. Enkele voorbeelden zijn:

Behandelen van apraxie

Apraxie is niet te genezen. Wel kan een team van speciale zorgverleners ervoor zorgen dat je er beter mee kunt omgaan. 

Zo kan een ergotherapeut je nieuwe manieren leren waarop je belangrijke dagelijkse dingen weer zoveel mogelijk zelf kunt doen. Ook strategietraining kan helpen. Hierbij krijg je slimme trucs van een zorgverlener, waardoor je minder last hebt van klachten. 

Als je moeite hebt met praten en het maken van bepaalde bewegingen met je mond, dan kan een logopedist je hiermee helpen. 

Door je klachten kun je je erg somber gaan voelen. Als dat zo is, dan kunnen een maatschappelijk werker en een psycholoog helpen om je beter te voelen. 

Tips voor mensen met apraxie

  • Laat je niet afleiden: zorg ervoor dat je omgeving rustig is, zodat je met alle aandacht je taak of activiteit kan doen. Zet bijvoorbeeld de tv of radio uit als je iets wilt gaan doen. 
  • Deel je taken op in kleine overzichtelijke stappen: zorg ervoor dat je activiteiten simpeler maakt, waardoor je stappen niet met elkaar kan verwarren. Het kan helpen om met een paar activiteiten te oefenen en alle stappen heel klein te maken. Dan blijft er overzicht en kan je steeds stap voor stap verder gaan. Het kan ook helpen om er plaatjes bij te maken, zodat je goed ziet hoe je een voorwerp moet gebruiken. Vraag je naasten om hulp. Je naasten kunnen bijvoorbeeld helpen door voorwerpen alvast klaar te leggen en bij elke stap aan te wijzen wat je voor de handeling nodig hebt. Je kunt hiervoor ook hulp krijgen van een ergotherapeut.  

Tips voor naasten van mensen met apraxie

Leven met apraxie kan een uitdaging zijn. Niet alleen voor degene met apraxie, maar ook voor jou als naaste. 

Dit zijn een paar dingen die je voor iemand met apraxie kunt doen: 

  • Maak taken makkelijker: deel een taak in stukjes op en ga naast de persoon met apraxie zitten. Leg bij elke stap zo eenvoudig mogelijk uit wat er moet gebeuren. Gebruik gebaren om dit nog duidelijker te maken. 
  • Leg spullen klaar: als de persoon met apraxie een taak gaat doen, leg dan eerst dingen in de goede volgorde. Leg al voor het koken bijvoorbeeld de verschillende soorten groente klaar, op de volgorde waarop ze de pan in moeten. 
  • Geef geen ingewikkelde taken: vraag de persoon met apraxie in het begin alleen om simpele en bekende dingen te doen. Zoals het smeren van een boterham. 
  • Maak een stappenplan: deel taken op in heel kleine stappen en schrijf deze duidelijk op. Je kunt hier ook plaatjes of tekeningen bij zetten. 
  • Bied hulp aan: lukt het je naaste met apraxie niet om aan een taak te beginnen? Vraag dan wat je naaste nodig heeft en moedig aan om het nog eens te proberen. Als het nog steeds niet lukt, probeer het dan een andere keer opnieuw. Je helpt niet altijd door de taak zelf over te nemen. 
  • Wees geduldig, plan veel tijd in: probeer niet boos te worden als er iets misgaat. Laat merken dat je je naaste steunt en probeert te begrijpen. 
  • Blijf in gesprek met elkaar: bespreek regelmatig hoe het gaat. Praat over de dingen die goed gaan én de dingen die minder goed gaan. 

De Hersenstichting heeft bij het opstellen van deze tekst dankbaar gebruik gemaakt van adviezen van: 

  • Dr. Tanja Nijboer, neuropsycholoog, Universiteit Utrecht, Psychologische Functieleer, Neuropsychologie, SMARTneurolab 

Laatste update: augustus 2025