Kenmerken van PSP
PSP ontstaat meestal bij volwassenen tussen de 50 en 70 jaar. Door de ziekte krijg je last van een paar van deze kenmerken:
- trager bewegen
- stijve spieren
- moeite met het bewegen van je ogen
- moeite met praten en slikken
- problemen met je evenwicht
- problemen met denken
- problemen met je gedrag
PSP is een vorm van parkinsonisme. Dit betekent dat de klachten van PSP kunnen lijken op de ziekte van Parkinson, zonder dat het de ziekte van Parkinson is. PSP is dus een andere hersenaandoening dan parkinson en heeft daarom een ander verloop. PSP kan een oorzaak zijn van CBS, corticobasaal syndroom.
Diagnose van PSP
Door PSP kun je eerst moeite krijgen met het bewaren van je evenwicht. Hierdoor val je vaker. Maar het is ook mogelijk dat je eerst last krijgt van problemen met denken of onthouden. Oogproblemen door verstoorde aansturing van de oogspieren zijn ook vaak een van de eerste klachten van PSP. Met deze klachten kom je vaak eerst bij de huisarts.
De huisarts kan je doorverwijzen naar een speciale arts in het ziekenhuis, een neuroloog. De neuroloog zal eerst vragen stellen over je klachten en je lichaam onderzoeken. Zo kan deze arts beter bepalen of er sprake kan zijn van PSP.
Meestal maakt de neuroloog een MRI-scan (Magnetic Resonance Imaging). Hiermee kan die je hersenen in beeld brengen en beter bepalen of PSP de oorzaak van je klachten kan zijn.
Een diagnose stellen kan lastig zijn, omdat PSP erg lijkt op andere hersenaandoeningen, zoals de ziekte van Parkinson. Om de diagnose PSP te stellen kijkt een arts vooral hoe de klachten zich ontwikkelen over de tijd.
Oorzaken van PSP
Wetenschappers weten nog niet precies wat PSP veroorzaakt. In zeldzame gevallen blijkt de oorzaak erfelijk. Als er meer mensen met PSP in je familie zijn, dan kun je laten onderzoeken of de hersenaandoening erfelijk is. Dit is erfelijkheidsonderzoek.
Behandeling van PSP
Als je PSP hebt, dan kun je helaas niet meer beter worden. Wel kan een team van speciale zorgverleners helpen, zodat je minder last hebt van klachten en beter met PSP kunt leven.
Een fysiotherapeut kan je leren om makkelijker te bewegen en je evenwicht beter te bewaren. Een ergotherapeut leert je om dagelijkse activiteiten zo lang mogelijk zelf te blijven doen. Een logopedist kan je helpen bij problemen met spreken en slikken.
Soms kunnen medicijnen voor de ziekte van Parkinson je ook helpen om wat beter te bewegen bij PSP.
Gevolgen van PSP
Als je PSP hebt, dan worden je klachten langzaam erger. Ook kan het zijn dat je korter leeft door de hersenaandoening.
PSP kan verschillende lichamelijke en psychische gevolgen hebben:
-
Thuis
Door PSP lukt het minder goed om je balans te bewaren. Je kunt makkelijker vallen. Het kan nodig zijn om aanpassingen te maken in huis, zoals het verlagen van drempels. Ook eten en drinken gaat moeizamer. Bij ernstige klachten kun je dagelijkse activiteiten vaak niet meer zelf doen. Uiteindelijk kun je hulp nodig hebben bij het wassen, eten en aankleden.
-
Werk
PSP begint meestal rond de 60 jaar. Het kan door bewegingsproblemen moeilijker zijn om je werk te doen. Ook ga je door PSP langzamer denken en kan lezen lastiger worden door oogproblemen. Werken kost hierdoor meer moeite.
-
Vrije tijd
Door PSP ga je langzamer denken. Daardoor begrijp je dingen vaak minder goed of minder snel. Door de verschillende problemen met bewegen, kun je moeite krijgen met lopen en meedoen aan het verkeer. In een latere fase kan een rolstoel nodig zijn. Het kan moeilijker worden om je hobby’s te doen. Of het lukt helemaal niet meer op de manier waarop je gewend bent.
-
Sociaal contact
Door PSP krijg je moeite met praten. Ook kan je gedrag veranderen. Je kunt ongeremder worden of weinig emotie voelen. Sociale activiteiten kunnen daardoor een uitdaging worden. Door problemen met bewegen kan het ook lastiger worden om naar het huis van een vriend of vriendin, een café, vereniging of club te gaan.
Door PSP lukt het minder goed om je balans te bewaren. Je kunt makkelijker vallen. Het kan nodig zijn om aanpassingen te maken in huis, zoals het verlagen van drempels. Ook eten en drinken gaat moeizamer. Bij ernstige klachten kun je dagelijkse activiteiten vaak niet meer zelf doen. Uiteindelijk kun je hulp nodig hebben bij het wassen, eten en aankleden.
PSP begint meestal rond de 60 jaar. Het kan door bewegingsproblemen moeilijker zijn om je werk te doen. Ook ga je door PSP langzamer denken en kan lezen lastiger worden door oogproblemen. Werken kost hierdoor meer moeite.
Door PSP ga je langzamer denken. Daardoor begrijp je dingen vaak minder goed of minder snel. Door de verschillende problemen met bewegen, kun je moeite krijgen met lopen en meedoen aan het verkeer. In een latere fase kan een rolstoel nodig zijn. Het kan moeilijker worden om je hobby’s te doen. Of het lukt helemaal niet meer op de manier waarop je gewend bent.
Door PSP krijg je moeite met praten. Ook kan je gedrag veranderen. Je kunt ongeremder worden of weinig emotie voelen. Sociale activiteiten kunnen daardoor een uitdaging worden. Door problemen met bewegen kan het ook lastiger worden om naar het huis van een vriend of vriendin, een café, vereniging of club te gaan.
De Hersenstichting heeft bij het opstellen van deze tekst dankbaar gebruik gemaakt van adviezen van:
- Prof. Dr. Bart van de Warrenburg, neuroloog, Radboudumc te Nijmegen
Laatste update: september 2025